Tegen het vergeten

5-03-2015

In sommige boeken kun je wonen. In Reizen met Herodotus vertelt Ryszard Kapuściński, de Poolse journalist en wereldreiziger, hoe hij als jonge journalist die nog nooit in het buitenland is geweest, door zijn chef naar Indië wordt gestuurd. Vlak voordat hij de wereld intrekt, geeft ze hem een boek dat hem niet meer zal loslaten en dat hij meeneemt op elke reis, Herodotos Historiën.

Zo’n soort boek is voor mij Im Raume lesen wir die Zeit, van de Duitse historicus en Oost-Europakenner Karl Schlögel. Veel onderwerpen die mij al lang intensief bezighouden, komen hierin aan de orde. Ik heb het boek gelezen met de bril van een geograaf. Als ik heel eerlijk ben, benijd ik mijn geschiedeniscollega’s om hun lobby. Het gaat met het schoolvak aardrijkskunde nog veel beroerder dan met geschiedenis, maar daarover hoor ik buiten mijn eigen kring nauwelijks iemand. Mijn vraag is: wat vinden beroepshistorici, als ze even buiten hun vak kijken, van de teloorgang van het vak geografie?

 

Het is Schlögel opgevallen dat in veel historische studies, met name in Duitsland, de ruimtelijke dimensie vrijwel ontbreekt. Hij houdt daarom een pleidooi voor wat de Amerikanen Spacing History noemen. Al tijdens zijn eigen onderzoek naar Moskou, het modernisme in St. Petersburg en het Russische Berlijn van tussen de wereldoorlogen, ontdekt hij dat een stad een uitstekend kader is om een konkreet-ruimtelijk beeld te schetsen van een complexe historische periode. De stad zelf lijkt garant te staan voor een levendig en veelzijdig beeld. Het is een pleidooi voor wat in Frankrijk heet, histoire totale (Annales -school).

Hier komt nog bij dat de gebeurtenissen van 1989 en 11 september 2001 ons duidelijk hebben gemaakt, hoe wezenlijk [nog altijd] de ruimtelijke aspecten zijn van politiek, cultuur en samenleving. Je kunt het, zegt hij, een spatial turn noemen. Zelf spreekt hij liever niet van een nieuw paradigma, want nieuwe paradigma’s ‘zijn in de mode en iets voor epigonen’.

Hij legt uit hoe het zover heeft kunnen komen dat het tijdruimtecontinuüm zijn ene uiteinde is kwijtgeraakt en alleen de tijdas overbleef. Hij verwijst naar de ouderwetse Duitse Erdkunde, die zich alleen bezighield met de ‘dode natuur’, en natuurlijk naar de Nazi-ideologie, die de begrippen ‘Raum’ en ‘Geopolitik’ voor lange tijd heeft vervuild.

 

De rivier, die ondergronds verder stroomde, is weer aan de oppervlakte getreden en wordt nu gevoed door meerdere bronnen. Als geestverwanten noemt hij coryfeeën als David Harvey, Edward Soja, Derek Gregory en Alan Pred. En hij merkt op: ‘[…] es deutet sich längst an, daß die Räumlichkeit und Verräumlichung menschlicher Geschichte zum Punkt der Reorganisation, zur Neu-Konfiguration der alten Disziplinen – von Geographie bis Semiotik, von Geschichte bis Kunst, von Literatur bis Politik – werden wird.’

Belangrijk thema in dit boek is wat hij noemt ‘die Gleichzeitigkeit der Ungleichzeitigkeit’. Hoe moeilijk het is om een ‘plaats’, waar zoveel uiteenlopende dingen tegelijk en naast elkaar bestaan en gebeuren, aanschouwelijk te maken. Bij geschiedenis is er in feite één richting, het ‘na elkaar’, het lineaire vertelperspectief. Wil je de ruimtelijke aspecten van de menselijke existentie behandelen, dan zul je – ook verteltechnisch – het ‘naast elkaar’ moeten benadrukken. Hier past eerder een stereoscopisch beeld.

Het boek is niet alleen interessant voor historici en geografen, maar ook voor kartografen en geodeten, zelfs voor een groter publiek. Schlögel gaat uitvoerig in op de vraag hoe je de eenheid van tijd (geschiedenis), plaats (geografie) en handeling (gedrag), waaruit de geografie lange tijd lijkt te zijn weggevallen, kunt herstellen.

Hij is geen studeerkamergeleerde maar iemand die er op uit trekt, de wereld in ogenschouw neemt. Dat is de letterlijke betekenis van de titel Im Raume lesen wir die Zeit. Hij leert ons hoe je steden en landschappen kunt lezen. Hij vertelt hoe spoorboekjes, telefoonboeken, plattegronden en landkaarten ons kunnen helpen een levendig, meerdimensionaal beeld van de aardse werkelijkheid te schetsen.

 

Ik denk dat de wig die wordt gedreven tussen geschiedenis als verplicht vak en aardrijkskunde als keuzevak, schadelijk is. Op één been kun je niet lopen, zeiden ze vroeger. Het ligt echter niet alleen aan onze lobby, en het ligt zeker niet aan ons mooie vak, het ligt voor een groot deel aan onszelf. Het is hoog tijd voor een geograaf met de didactische en stilistische kwaliteiten van een Geert Mak – naast de praktische gerichtheid van een Henk Scholten – om de onmisbaarheid van ons vak aan te tonen.

Ik hoor het Henk Scholten nog zeggen, tijdens een bijeenkomst in Groningen over De Interactieve Kaart: ‘De geografie aan de universiteiten floreert, alleen onder een andere naam, namelijk ruimtelijke informatica.’ Ik ben benieuwd achter welke naam ‘onze’ Geert Mak schuilgaat.



© 2015 Sjoerd van Meteren
top