Magie in het donker

1-05-2012

annekevanrenssen-hogenoorden-450x350

 

In Passie voor cinema, een boek over de naoorlogse geschiedenis van de alternatieve filmvertoningen in Nederland, schrijft Gerlinda Heywegen: “Anneke van Renssen […] was in haar eentje alles wat met film in Friesland te maken had.”

 

Anneke van Renssen (Heerenveen, 1948) zal de eerste zijn om te benadrukken dat ze dat alleen kon zijn dankzij een kleine, maar vaste kern van medewerkers. Maar dit neemt niet weg dat ze van grote betekenis is geweest voor het filmklimaat in Friesland. En dat haar ware rol onderbelicht is gebleven.

 

‘Toen ik een jaar of vijf was, ging ik met mijn ouders naar de Cineac in Amsterdam, naar zo’n “doorlopende” voorstelling. Ik kan me niets van het programma herinneren. Wel dat toen we binnenkwamen, er net een ridder te paard van links naar rechts over het doek draafde. Toen we vertrokken kwam diezelfde ridder weer voorbij. Ik was gefascineerd door de magie van het bewegende beeld in het donker. Vanaf mijn zevende ging ik iedere zondagmiddag naar de Witte Bioscoop in Heerenveen. Eerst naar kinderfilms, daarna was ik helemaal weg van westerns en als tiener ging ik naar Elvis Presley-films. Vanaf mijn zestiende kwam het grotere werk.’

 

Hoe ben jij betrokken geraakt bij Film in Friesland?

‘Pas op mijn zesendertigste besloot ik dat ik er mijn vak van wilde maken. Tot die tijd werkte ik in de verpleging. Ik had een goede baan op Nieuw Toutenburg in Noardburgum, in de psychogeriatrie. Ik ben daarmee gestopt en ben in Groningen geschiedenis gaan studeren. Daarnaast deed ik bijvakken, waaronder “Film” in Utrecht.
Toen in 1988 het Fries Filmarchief werd opgericht, vroegen ze iemand die de inventarisatie wilde doen. Ik begon als stagiaire, zou maar drie maanden blijven, maar het was zo vreselijk veel werk en zo enorm leuk dat ik toen de eerste catalogus van Nederland heb gemaakt met regionaal historisch filmmateriaal. Ik ben blijven hangen als vrijwilliger.

 

De volgende stap was een cursus filmgeschiedenis die ik gaf voor het filmhuis in Leeuwarden. Er waren toen vier stichtingen die zich met film bezighielden: het filmhuis, het circuit, het festival en het archief. In 1991 vroegen ze of ik de programmering van het filmhuis wilde overnemen. Even later werd ik door het filmfestival gevraagd. In 1993 zijn de vier stichtingen gefuseerd en werd ik daar directeur van. Mijn studie heb ik daarna niet meer afgemaakt.’

 

‘Film is voor mij in de eerste plaats emotie. Ik ben wars van allerlei analyses over film. Dat betekent niet dat ik de kennis niet heb.’

 

In je beginselverklaring in de festivalkrant van 1992 – jouw eerste festival – stelde je: “Verwacht van mij niet een of andere theoretische verantwoording over de wijze van programmering. Film, een festival, is kijken en gegrepen worden door beelden en de mogelijkheid met anderen van gedachten te wisselen.”

 

‘Ik wilde een festival neerzetten dat een breed publiek aansprak. Maar minstens even belangrijk was de aandacht voor al die mooie, “kleine” films die minder toegankelijk zijn, maar zeer de moeite waard. Die bijzondere films zijn vaak maar voor een select publiek. Mijn favorieten eindigden meestal laag in de publieksenquête.’

 

‘Ik heb altijd mijn eigen pad getrokken. De grote festivals liet ik links liggen. Eén keer Cannes, maar dat vond ik te commercieel. Berlijn en Edinburgh waren beter, maar al snel richtte ik mijn pijlen op de filminstituten in Europa. Daar ging ik dan naartoe, vaak gecombineerd met vakantie. Zat ik bijvoorbeeld in Finland dagenlang films te kijken, om onverwachte juweeltjes te ontdekken. Een mooi voorbeeld is Kukushka van Alexander Rogoskin. Hij was door vrijwel geen enkel festival geselecteerd. Achteraf kreeg ik een telefoontje van het filmfestival van Rotterdam: dat de film helaas aan hun aandacht ontsnapt was, of ik hen in het vervolg wilde waarschuwen. Mooi niet, dus.’

 

‘Film is voor mij in de eerste plaats emotie. Ik ben wars van allerlei analyses over film. Dat betekent niet dat ik de kennis niet heb. Als ik een film zie, kijk ik niet alleen naar het verhaal, dat heel belangrijk is overigens, maar ook hoe de film in elkaar zit, wat de regisseur eigenlijk gewild heeft en op welke manier hij dat vertelt. Maar films bekijk je toch vooral met je onderbuik: een film raakt je, of raakt je niet.’

 

De opzet van het Noordelijk Filmfestival is in de loop van de tijd veranderd. De belangrijkste vernieuwing was de Interregio Competitie. Wat wilde je daarmee?

‘Oorspronkelijk hadden de films een link met de Friese cultuur en het plattelandskarakter van Friesland, de laatste jaren gaat het om films die de culturele verscheidenheid van Europa tonen. Ik wilde een tegenwicht bieden tegen het opkomend nationalisme, ik blijf ten slotte een idealiste. De competitie is in de media lang onderbelicht gebleven. Dat verandert gelukkig de laatste jaren.’

 

Als je achteraf ‘jouw tijdperk’ overziet, wat waren dan de speerpunten?

‘Naast de Interregio Competitie: de voorpremières; ook bijzondere films die de Nederlandse bioscoop niet halen en – niet te vergeten – aandacht voor nieuwe media en jongeren. Niet alleen om een nieuw publiek te creëren, maar vooral om  jongeren kennis te laten maken met nieuwe ontwikkelingen.
Ik heb deze festivalonderdelen, zoals het Digital Art Direction programma, nooit zelf gedaan. Dat moet je overlaten aan mensen die weten waar ze het over hebben. Centraal staan digitale (film-)technieken, zoals motion graphics, 3D modelling en clips. Ik stapte in het gat, omdat ik het ontzettend jammer vond dat Friese jonge beeldend kunstenaars amper een podium hadden.’

 

‘Er zijn natuurlijk festivals die eruit springen. Het festival van 1996, met de actrices die de hoofdrollen speelden in Secrets and Lies van Mike Leigh, Marianne Jean-Baptiste en Brenda Blethyn, was natuurlijk geweldig. En die vrouwen hebben het hartstikke fijn gehad bij ons. Het was het jaar van de eenmalige samenwerking met Groningen.’

 

‘Een ander hoogtepunt is mijn bemoeienis met die nep-Kameleonfilm. Steven de Jong had zijn eerste Kameleonfilm gemaakt en een stel Friese studenten maakte daar een persiflage op. Ze kwamen bij mij, of die film op het festival gedraaid mocht worden. Ja natuurlijk mocht dat. Het was helemaal niets die film, maar het was wel feest. Hij zou op het festival in première gaan. Daar kreeg producent Klaas de Jong lucht van en die eiste een verbod. Ik zei: “Niks verbod.” Het werd een enorme rel. We zouden een proces aan de broek krijgen. “Je gaat je gang maar”, zei ik. Die film ging dus wel bij ons in première. En Klaas bereikte precies wat hij niet wilde bereiken: heel veel aandacht. Maar goed, die jongens zijn nog gaan toeren met die film en kregen achteraf inderdaad een boete opgelegd.’

 

Een dieptepunt is in ieder geval je gedwongen vertrek. Veel trouwe bezoekers weten daar het fijne niet van. Je was er ineens niet meer. Anneke is ziek, zeiden ze.

‘De dag na het festival van 2007 heb ik mij ziek gemeld. Ik kon gewoon niet meer. Ik was afgebrand. En ik had een ontstoken cyste in mijn rug. Daar moest ik aan geopereerd worden. Tegelijkertijd verscheen in de Leeuwarder Courant een artikel van Adwin de Kluyver, dat het tijd was voor vernieuwing. Hij vond dat ik te weinig Aziatische films draaide. En dan met name de Japanners en de Koreanen. Het is waar, daar komen mooie films vandaan. Maar ze zijn vaak erg gewelddadig. En daar ben ik niet zo’n fan van. De kritiek kon ik hebben, maar waar ik moeite mee had was de houding van het nieuwe bestuur. Dat ze niet achter me gingen staan.

 

Toen kwam die operatie, en dat ging mis. Ik ben toen vijf keer geopereerd. Het was duidelijk dat ik het komende festival niet kon doen. Ik droeg onder andere Rik Vermeulen voor om het NFF 2008 over te nemen, maar dat wilde het bestuur niet. Het werd Miryam van Lier.’

 

Kende jij haar?

‘Nee. Volgens mij kwam ze bij het festival via Oeds Westerhof. Die zat toen in het bestuur. Hij was vroeger directeur van Keunstwurk. Het was een rampzalig jaar. Ik was toen al weer aan het werk trouwens, maar bemoeide me verder nergens mee. Wat ik wel deed was Oerol, sinds 2006 werkten we nauw samen. De opening was in Leeuwarden en ik zat naast Oerol-directeur Joop Mulder en de zijnen. Henk Buith, voorzitter van het Centrum voor Film in Friesland, hield een lang verhaal over hoe geweldig het allemaal was. Maar mijn naam werd niet genoemd! Dat was heel pijnlijk.

 

De volgende dag was de opening op Terschelling. Daar ging ik naartoe, samen met een paar bestuursleden. Ik zal het nooit vergeten: bij de opening kwam Joop Mulder met een enorme bos bloemen aanzetten. Hij hield een gloedvol verhaal, waarin hij benadrukte hoe blij hij was dat ik de programmering had gedaan. Dat deed me goed.

 

Wat er na het NFF 2008 gebeurde, was heel naar. Het bestuur stuurde een evaluatie naar de pers, waarin geconcludeerd werd dat het een beduidend beter festival was geweest dan in de voorgaande jaren. Dat ze me lieten vallen, raakte me diep. En Wim Vervoort van de Leeuwarder Courant werd er kwaad om. Die schreef een groot stuk in de krant, waarin hij stelde dat het onfatsoenlijk was hoe ik behandeld werd. En dat het bestuur Oost-Europese trekjes had, van “oogst mislukt, doelstellingen gehaald”. Ja, dat loog er niet om.’

 

In 2009 was Rik Vermeulen alsnog de nieuwe programmeur. Hij richt zijn blik duidelijk noordwaarts. Er is zelfs een nieuwe prijs.

‘Rik wil zich profileren. Dat is denk ik het verschil tussen hem en mij. Hij zegt: “Je moet je profileren als festival, anders ben je weg.” Ik denk dat hij daarom Scandinavië heel belangrijk gaat maken. Maar we zitten hier in Friesland en je moet volgens mij kijken naar wat de mensen willen.’

 

Hoe vond jij het laatste festival?

‘Ik vond het programmatisch een goed festival. Maar ik vraag me af hoe het met het aantal bezoekers zat. Ze zeggen dat het aantal gelijk was: 23.000 bezoekers. Maar ga eens na: je zit op zaterdagavond in de Aegonzaal en die is beneden nog niet eens helemaal vol. Dat zegt veel. Verder vond ik dat de verkeerde films in de verkeerde zalen op de verkeerde tijd draaiden. Neem een film als Hasta la vista. Dan weet je van tevoren, dat wordt een enorme klapper. Die draaide zaterdagochtend, maar die moet je op zaterdagavond prime time zetten. En dat was met meer films zo. Maar los daarvan, nee, ik vond het beter dan het jaar daarvoor, veel beter.’

‘Ik zal het geweldige applaus van 2009 nooit vergeten.’

 

De eerste keer dat er duidelijk aandacht werd besteed aan het feit dat jij zo belangrijk bent geweest, was op het festival van 2009.

‘Ik nam afscheid. En op de openingsavond gaven 800 mensen mij een ovationeel applaus. Toen was ik helemaal perplex. Wat er allemaal gebeurd is, is uiteindelijk goed geweest voor mijzelf. Ik heb me nu op een andere passie gestort: schrijven. Voor het project van onze zoon Marten Winters, dat schip van papier-maché, heb ik geholpen fondsen en sponsors te werven.’

 

‘Mijn zwakte is altijd geweest dat ik met veel te weinig middelen en menskracht veel te veel wilde. Mijn kracht was juist met die beperkte middelen en hulptroepen te kunnen werken, om ook een sfeer van gezamenlijkheid te creëren. We hebben samen keihard gewerkt en verschrikkelijk veel gelachen.

 

Tegelijkertijd is er de twijfel: had ik nog veel meer kunnen doen, ben ik niet tekortgeschoten, had ik zelf de publiciteit moeten zoeken toen het bestuur me in dat persbericht op mijn nummer zette? Maar vooral: heb ik het wel goed gedaan? Natuurlijk, rationeel gezien weet ik het. Ik heb met passie een groots festival neergezet, het Noordelijk Film Festival. Niet voor niets kwamen, los van de “gewone” bezoekers, vrijwel alle distributeurs en buitenlandse contacten graag.’

 

‘Ik weet wat ik gedaan heb en waarom. Ik zal het geweldige applaus van 2009 nooit vergeten. Tegelijkertijd blijf ik het kleine meisje dat vanaf haar zevende stiekem naar de Witte Bioscoop ging, met een gespaarde gulden voor de entree.’

 

 

Earder publiseard yn de Moanne, 11 (2012) 4 (maaie) s. 56-59.



© 2015 Sjoerd van Meteren
top