Over afscheid nemen (2)
19-03-2015
Ik heb haar voor het laatst gezien op 30 mei 1972 in die keuken van haar in Moskou. Het was laat in de middag en zij zat, rokend, in de hoek, in de schaduw die door de hoge kast op de muur werd geworpen. De schaduw was zo diep dat het enige dat je kon onderscheiden het zwakke gloeien van haar sigaret was en de twee doordringende ogen. Het overige – haar nietige, ineengeschrompelde lichaam onder de omslagdoek, haar handen, het ovaal van haar asgrauwe gezicht, haar grijze askleurige haar – alles werd verteerd door het duister. Ze zag eruit als het overblijfsel van een kolossaal vuur, als een kleine sintel die brandt wanneer je hem aanraakt.
Tussen iemand en niemand, Joseph Brodsky, vertaling Kees Verheul