Lübeck en Rügen – juli 2014
maandag 21 juli
Mijn leven tot nu toe speelt zich af binnen de driehoek New York-Siracusa-Sint Petersburg. Verder weg ben ik nooit geweest. [Ik heb het hier nadrukkelijk over mezelf en niet over globetrotter Houdtje.] De richting van mijn voorkeur is het zuiden. En verder neig ik sterk naar stad, rivier en kust.
Deze keer wilden we naar de kust van de Oostzee: Lübeck, en dan via Wismar of Schwerin, Stralsund naar de oostkust van het eiland Rügen. Heerenveen-Groningen-Oldenburg en dan in een diagonaal door Noord-Duitsland.
We vertrekken om half elf en komen aan tegen vieren. Het hotel, Am Lindenhof, staat net buiten de oude binnenstad van Lübeck, in een rustige straat. Voor ‘de Wende’ lag Lübeck in een uithoek. Het was de enige grote stad die grensde aan de DDR. Slechts een paar kilometer naar het noorden eindigde de DDR-grens op het strand van de Oostzee. Zie deze site: http://www.grenzerinnerungen.de/bilder/nach_der_wende/lubeck
Het hotel is even slikken. Een familiehotel met een ouderwetse, eenvoudige inrichting. Onze kamer, 208, een ruime kamer aan de voorkant, blijkt nog niet schoongemaakt te zijn. We gaan verhaal halen en krijgen een andere kamer, 109, aan de achterkant, een stuk kleiner, met een doorrookte atmosfeer. Voor 104 euro per nacht [met ontbijt] in een hooguit driesterrenhotel, voelen we ons bekocht. We willen er het beste van maken, maar God hoort ons brommen. ‘Het is wel heel schoon en netjes’, zegt H. Ik krijg licht last van claustrofobie.
Om half vijf lopen we naar de oude binnenstad via de Holstentor, een stadspoort die is opgetrokken uit bijzonder gekleurde baksteen. Het centrum is een onsamenhangend geheel: bijzondere fragmenten uit de ME en de bloeitijd van de Hanze wisselen af met open plekken en lelijke invulnieuwbouw. De Markt is daarvan een prima voorbeeld.
We lopen naar de Breite Strasse en gaan via een steegje naar de St. Marienplatz. Heel mooi, met een arcade [ala Bologna.] We lopen, min of meer per ongeluk, tegen het Buddenbrooks- haus aan en wandelen verder naar het Günther Grass-Haus.
Daarna terug naar de sfeervolle Mengstrasse. De beste Italiaan in Lübeck, Roberto Rossi, blijkt helaas maandags gesloten. We reserveren voor morgenavond 19:00 u. Jonge, aardige bedrijfsleider/eigenaar geeft ons een tip: we gaan via de An der Untertrave naar L’Osteria. Mooi en druk terras met uitzicht op het water van de Trave. De antipasto, we nemen er samen één, is lekker. H’s risotto ook. Maar mijn orecchiette [oorschelpjes] met rundvlees en citroenrasp valt tegen. Het vlees is verschroeid, de smaak daardoor bitter. Een beetje kok moet dit zelf opmerken, en ingrijpen, maar hier wordt het geserveerd. Tegen mijn gewoonte, zeg ik er niet meteen iets van, maar ventileer mijn ongenoegen pas na de maaltijd. H krijgt een toetje van de zaak, ik neem niets.
Daarna lopen we verder langs het water [hier: An der Obertrave]. Veel terrassen. Wat een kostelijke buurt: intiem, echt iets voor ‘ons soort mensen’. We wandelen buitenom tot de Dom en dan kriskras terug naar een terras bij de Dankwartsbrücke. Een mevrouw op het terras complimenteert Houdtje: ‘Wir sagten gerade: eine tolle Erscheinung.’ Haar man, die op mij lijkt, heeft kennelijk een TIA gehad. Ik voel me even heel kwetsbaar. Na afloop gaan we naar het hotel. Morgen krijgen we onze oorspronkelijke kamer, opgeruimd en wel [belooft het meisje van de receptie].
Lübeck heeft beslist iets [‘ein gewisses Etwas’], maar dan vooral buiten het eigenlijke hart, aan de randen van de oude binnenstad. Daar zou je een appartement moeten huren. De kern ligt, net als Leeuwarden, op een wal/hoogte. Naar beide kanten lopen de straten af naar de singels. Het is nu bijna elf uur. We zijn benieuwd hoe het ontbijt zal zijn. We zijn beter gewend, ook in driesterrenhotels.
O ja. Toen we voorbij Groningen waren, regende het flink. Eenmaal voorbij Oldenburg werd het droog en brak de zon door. In Lübeck was het warm, maar er stond een flinke koele bries.
dinsdag 22 juli
Vanmorgen: wind, wolken en zon. Gisteravond zeiden ze ons toe dat we naar kamer 208, groter en niet-roken, zouden kunnen verkassen. Vandaag blijkt dat alweer niet mogelijk. We krijgen 36,- korting [op 208,-], dus we betalen alleen voor de overnachtingen en niet voor het ontbijt. ‘Jetzt aber reicht’s.’ De jonge vrouw van de receptie krijgt de wind van voren. Na veel gepalaver krijgen we dan eindelijk een goede kamer, een suite: veel ruimte en niet-roken. Voor de oude prijs.
Het ontbijt was goed.
We wandelen naar de St. Marien, de grootste baksteengotische kerk van Noord-Europa, die als voorbeeld heeft gediend voor tal van andere baksteenkerken in het Oostzeegebied. Indrukwekkende ruimte. Het duurt even voordat we gewend zijn aan de schaal van het gebouw. Er hangt een prachtig astronomisch uurwerk, maar het mooist is toch het licht.
Daarna naar het Günter Grass-Haus. Klein, maar fijn. Een sympathieke, behulpzame mevrouw legt ons alles uit: het museum is thematisch van opzet en de informatie interactief. We concentreren ons op Die Blechtrommel, het boek en fragmenten uit de film. Grass twijfelde of hij in de eerste plaats schrijver was of tekenaar.
Boven is een expositie van een bekende schrijfster/illustrator van kinderboeken, Cornelia Funke. We zien een prachtige tekenfilm van de Herr der Diebe, die zich afspeelt in Venetië.
Daarna gaan we iets drinken in de Breite Strasse, op het terras van een Wienercafé. H wil naar Niederegger, de beroemdste winkel voor marsepein. Op naar het Buddenbrookshaus. Zeker als je het vergelijkt met het GGH, is de opzet heel statisch. Ik had vooral gehoopt wijzer te worden over de [op]bouw/inrichting van het huis, maar er zijn slechts twee, elegante – dat zeker – stijlkamers. Op de piano ligt een partituur met Wagners Tristan.
Na afloop keren we terug naar de Mengstrasse. Voor Louw en Ernst maak ik foto’s van de oudste uitgeverij/drukkerij van Duitsland, Schmidt-Römhild [1579]. H weet een lunchadres. Lijkt minder aantrekkelijk. Aan een heer, die we op de heenweg al spraken, eigenaar van een winkel met maatkleding voor heren en de fraaie Galerie Heissingart, vragen we een goed lunchadres. Hij en zijn vrouw suggereren VAI, in de Hüxtstrasse. Of we zijn galerie ook willen zien? Er hangen mooie magisch-realistische werken van de Spaanse schilder Rafel Bestard. We krijgen een catalogus mee. Heinrich Heissing, zo heet de aimabele heer, opent binnenkort een galerie in Berlijn. En in het najaar neemt hij deel aan een tentoonstelling in een hal op Schiphol.
Bij VAI nemen we allebei matjesharing met een verrukkelijke saus [met appels] en gebakken aardappels. H neemt een Apérol Spritz, en ik een Riesling uit Rheingau. En we drinken een fles stilles Wasser.
Daarna wil H nog even rondkijken in de Hüxtstrasse, die lijkt op de Folkingestraat in Groningen. Ik slenter naar de Dom en kom langs het stadszwembad. Later blijk ik het St. Annen-Museum te hebben gemist. Het zij zo. De Dom valt me zwaar tegen, het is een rare mix van romaans, gotisch en barok. Als H niet komt, loop ik naar het terras van gisteravond. Later belt ze me en komt naar me toe lopen. We drinken nog wat en lopen via de An der Obertrave naar het hotel. Het is nu half zes.
Lekker gegeten in de binnentuin van Roberto Rossi in de Mengstrasse, een onderdeel van het Schabbelhaus. De bediening is traag, maar het eten goed. Vooraf nemen we samen één antipasto. H drinkt een prosecco en ik een Morellino di Scansano. Als hoofdgerecht nemen we zeewolffilet met cantharellen [met een Sauvignon Blanc]. Toe neem ik nog een mousse au chocolat. Na afloop bekijken we nog even het restaurant [het gebouw, een monument, is van een stichting]. Volgens ons zit er [ook] een besloten club in het [dubbelpandige] gebouw. En dus dit restaurant. Naar het hotel gewandeld. Morgen via een binnenweg [via Selmsdorf] richting Wismar-Rostock, Stralsund naar Baabe op Rügen. Maar eerst nog een lekker, uitgebreid Duits ontbijt. Deze kamer bevalt ons veel beter.
Ik heb me gisteren en vandaag enkele keren afgevraagd of Lübeck nu wel of niet in de DDR lag. De vraag is: waaraan kun je dat zien/merken? Als je er oog voor hebt, aan veel, vooral kleine, dingen.
woensdag 23 juli
Wind, zon, wolken en zo nu en dan een egaalblauwe lucht.
Wat vonden we van Lübeck? Het is een stad met sfeer/karakter, vooral langs de randen van de binnenstad, maar in één of twee dagen te bekijken. Veel toeristen, van overal. Echt een internationale stad. Maar ook een stad die in de DDR had kunnen liggen. Onmiskenbaar: de eenvoudige, bijna ouderwetse kleding, het achterstallig onderhoud van nogal wat gebouwen, het gebrek aan [eigen] initiatief. Daar staat veel tegenover; de mensen zijn heel hoffelijk [in het verkeer], houden zich aan de regels. Zijn verlegen, stug, maar soms ook buitengewoon vriendelijk en behulpzaam. Als iedere stad is dit een mix van delen van ander steden: we herkennen Utrecht, Groningen, Zwolle, Deventer, Ljubljana, Breslau, kortom een stad met een eigen karakter.
De rit binnendoor wordt niets. De mensen in Lübeck weten niet hoe je in Selmsdorf komt. De jongeren niet, omdat ze volledig vertrouwen op de GPS en niets te zoeken hebben op het platteland eromheen; de ouderen niet omdat ze kleinere plaatsen [Selmsdorf en Lüdersdorf] door elkaar halen. Op het platteland is de bewegwijzering onduidelijk, of vrijwel afwezig. Mensen die hier wonen, en wie zou hier anders willen komen, weten de weg ook zonder borden. Dit gebied lag achter de oostgrens, het was onbekend en onbemind. Lübeck oriënteerde zich veel meer op het westen.
De overgang is groot. Rügen is een groot eiland met een golvend landschap van akkers, weiden en bossen. Het doet ons regelmatig denken aan Frankrijk [bij Verdun en Langres] en soms zelfs aan Midden-Italië. Alleen vind je hier geen zonnebloemen, en nauwelijks maïs.
Het hotel, Villa Granitz in Baabe, aan de zuidoostkust – een ontdekking van H – is prachtig. Het is gebouwd in de stijl van de badhotels langs de Oostzeekust, met veel hout, glas, elke kamer een balkon of een terras naar de tuin. We zijn heel enthousiast over onze kamer, 214. Hij ligt aan de westkant, waardoor we vanaf de late middag zon hebben.
We kwamen aan tegen drie uur [na in een lange file te hebben gestaan op Rügen]. Nu is het vijf uur. Het hotel wordt geleid door de gastvrije familie Lohse [man, vrouw, dochter en hond Bacchus]. We – en vooral Astrid, die met haar heeft gebeld – worden enthousiast begroet door mevrouw Lohse. Hier willen we voorlopig niet meer vandaan. Op het balkon lees ik het begin van Hotelmens, de door Els Snick verzamelde verhalen van Joseph Roth over zijn voorkeur voor het hotelleven.
We eten vlakbij, in Aalkante aan de Heideweg, een rustiek restaurant, dat verse vis serveert. Er zijn hier diverse restaurants vlakbij. Een tip van andere eters, die naast ons komen zitten, is Birkenhof, ook op veertig meter van ons hotel. Het beste en duurste is Solthus, aan de Bollwerkstrasse. Maar dat is meer dan een kwartier lopen.
H eet kabeljauwfilet met gebakken aardappeltjes, kruidenboter en een toefje sla. Ze drinkt er een glas halfdroge witte wijn bij. Ik eet zalm met bessenchutney [‘éét wat je niet kent’] en een ‘brotbeilage’, met een glas Paulaner pils. Vanavond drinken we nog een afzakkertje in de bar, met een echte boot [tsja]
We gaan nu eerst een verlanglijstje maken van wat we willen zien/doen.
In de scheepsbar drinken we nog een Apérol Spritz [H] en een Bacchus uit het Frankenland, een heerlijke Duitse witte wijn. Even later krijgen we gezelschap van Dietmar en Kristl uit Lüdenscheid, onze ‘buren’ in het visrestaurant en eveneens gasten van Villa Granitz. We praten over van alles en nog wat [onder meer over voetbal]. Hij doet ons denken aan Rem.
donderdag 24 juli
Goed geslapen. Heerlijk bed, met een gewoon kussen, niet zo’n rol. Het ontbijt doet me denken aan de ‘Brabantse koffiemaaltijd’ uit Rituelen van Nooteboom, maar dan in positieve zin. Het weer wordt wisselvallig, de verwachtingen zijn naar beneden bijgesteld, lees ik in Die Welt. De krant schenkt elke dag uitgebreid aandacht aan het neergeschoten vliegtuig. Uitstekende analyses en achtergrondverhalen. We beginnen met een verkennende wandeling in de omgeving.
Door het bos naar de strandpromenade. Is wat we horen de wind door de bomen of het ruisen van de branding? Het geluid [‘het verre orgel van de zee’] wordt sterker en ik zie voor het eerst de Oostzee: een weids uitzicht, met links de Krijtrotsen en rechts de hoge, steile kust van Göhren. Het kustlandschap doet Italiaans aan. Mooie zandstranden met van die korfvormige strandstoelen [denk aan Thomas Mann] . De beste stranden liggen bij toegang 3, 4 en 5.
We passeren de brede Strandstrasse. Daarna gaan we steil omhoog bij het Selliner Forst en van daar af is het onduidelijk hoe we weer bij het strand kunnen komen. Het verbaast me dat hier geen paddenstoelen, gekleurde paaltjes of simpelweg pijlen of bordjes staan. Op ons verzoek lopen we achter een juf met een groep kinderen aan. We komen uit op de Wilhelmstrasse in Sellin, een brede boulevard naar het strand. Hier moeten we rechtsaf, wijst ze, en we komen uit bij de Selliner Seebrücke, een echte pier. Het uitzicht is uitzonderlijk. We drinken wat op een terras, samen met vijf oude, tanige Friezinnen en een Fries. Opdat we niet denken dat wij dit gebied min of meer ontdekt hebben. En gaan daarna naar de VVV. Opmerkelijk hoeveel folders, kaarten en kaartjes hier te krijgen zijn. Nu nog adequate aanwijzingen in het gebied zelf.
We lunchen bij Hotel Bernstein, met een prachtig uitzicht over pier en zee. Heel goede keuken: H neemt matjes [haring] met appel/dillesaus, rode kool en gebakken aardappeltjes en een Kir Royal. Ik eet Bärlauchrisotto [daslook] met paddenstoelen, een verfijnd gerecht. Ik drink er een glas droge Riesling uit Rheingau bij. Daarna laten we ons fotograferen in een badstoel op het terras.
We nemen de Bäderbahn terug naar Baabe, een soort speelgoedtrein op wielen. We rijden mee tot het eindpunt en staan onverwachts voor het Solthus. Hierlangs stroomt een smal water van de bodde [lagune] naar de zee. H inspecteert het terras en wil hier graag eten. De keuken is goed, maar niet goedkoop. [Het eten in deze contreien is beslist niet duur, Nederland is duurder.] We denken aan zaterdagavond.
We nemen de speelgoedtrein terug en stappen uit bij halte 3, Heideweg, vóór ons hotel. De lucht is inmiddels betrokken. We willen morgen naar Sassnitz en met een kotter tot vlak bij de Krijtrotsen. Het is de vraag of dat lukt, want vandaag voer er [vanuit Sellin] maar één boot; de sterke, naar de kust gerichte wind maakt het gevaarlijk dicht onder de kust te varen.
Het is inmiddels 18:00 u en het klaart op. Hier vlakbij rijdt een stoomtrein, de Rasende Roland. Het geluid van de stoomfluit werkt me zo langzamerhand op mijn zenuwen. H vindt het een geweldig en karakteristiek geluid.
Het is nu bijna half acht, de zon schijnt, de wind is wat geluwd en we willen gaan eten bij Hotel Birkenhof, hier vlakbij. Het eten is niet bijzonder, al zijn de combinaties hoogst ‘origineel’. Ik neem een in een korstje van Parmezaanse kaas gebakken kabeljauw, met tomaten- tagliatelle en een stuk meloen [!]. H heeft een Hänchencurry [ratatouille met kerrie] en basmati rijst. Ze drinkt een Apérol Spritz en ik een karafje Sylvaner [lekker]. Het weer is nog steeds goed, maar het is merkbaar koeler geworden.
vrijdag 25 juli
Het is mooi weer. Er is wat sluierbewolking, maar de zon schijnt. Wel ligt de temperatuur 5 tot 10 graden lager. We verheugen ons op het ontbijt: heel gevarieerd, en de ontbijtruimte is riant. Daarna willen we langs de smalle weg naar het noorden: Prora, Sassnitz, en daar een boottocht maken [liefst met een kotter]. Hangt ook af van de windrichting en de zeegang.
We rijden naar Sassnitz, de gps stellen we in op Hafenstrasse 1. Vlak voor Sassnitz wijken we af omdat daar een bord naar de havenparkeerplaats wijst. We kunnen een boot van Adler nemen, die om half twaalf vertrekt naar de Kreidefelsen/Königsstuhl en om kwart voor één terugkomt. Het schip heet MS BINZ. Na aankomst blijven de mensen die op het achterdek zitten, aan boord [de boot komt kennelijk uit Binz of Sellin]. Dat was niet de bedoeling.
We lopen iets door en kunnen een andere boot nemen die om twaalf uur vertrekt en er anderhalf uur over doet. [Intussen heb ik een kotter voorbij zien komen, die een speelbal is van de golven.] Er is nog voldoende plek op het open dek. Het kost 2 x 13,- We worden geattendeerd op zeeziekte vanwege de zware zeegang. Bovendien blijven we verder van de kust. We krijgen een stencil met de Nederlandse tekst van de gids. De zeegang valt mee. Enkele mensen worden net niet zeeziek als op de terugweg het schip flink stampt. Een hond aan boord zoekt verrast zijn evenwicht.
Het is een mooie tocht. De krijtrotsen zijn hier en daar ondergraven/geërodeerd en de bovenliggende laag is, met bomen en al, naar beneden gegleden. Op het smalle strand liggen grijze rolstenen, vuursteen[concreties] uit de kalksteen. Het gesteente is een dolomiet, komt uit de Muschelkalkperiode in het Trias, en bestaat voor een groot deel uit kalkresten van in zee levende diertjes die naar de bodem van een ondiepe zee zijn gezonken/geregend en daar aaneengekit. Daarna zijn de afzettingen opgeheven en voor een groot deel weggesleten. We eindigen bij de Königsstuhl, 117 meter hoog.
Na terugkomst eten we een broodje bij Konditorei & Bäckerei Peters, al 150 jaar aan de top in Sassnitz. Ik neem een glas witte wijn. [Je kunt hier werkelijk overal zeer smakelijke witte Duitse wijnen drinken] Het terras ligt aan de havenkade. Er gaat een enorme loopbrug naar de Altstadt [1,2 km]. Als we doorrijden naar de Hafenstrasse, ontdekken we een leuk haventje met diverse terrasjes en eetgelegenheden. Levendiger, maar ook drukker dan waar wij zaten.
Op naar Prora. In de tijd van nazi-Duitsland bouwde de organisatie Kraft durch Freude hier het grote Seebad Prora, een megalomaan project dat nooit geheel werd voltooid. Ik stel de gps in op ‘Nordstrasse’. Ook hier weer een onduidelijke bewegwijzering, terwijl ik het apparaat ook niet altijd vertrouw. Alles is anders dan ik verwacht had. De ellenlange gebouwen staan niet aan de een of andere boulevard of promenade, maar worden volledig aan het oog onttrokken door naaldbomen. Op het langgerekte en zeer drukke strand [met een speciaal deel voor honden] zie je er vrijwel niets van. Een goede folder met kaartjes zou handig zijn, maar er is hier geen enkele interesse voor het nazi-verleden. ‘Ach, die Gebäude , daran ist doch nichts zu sehen’, zegt een man die ik de weg vraag en die me uitlegt hoe ik bij het strand kom.
Daarna weer invoegen in de voortdurende file en stapvoets naar huis. Er zijn hier teveel auto’s voor te weinig wegen. Meer en betere wegen gaan ten koste van het landschap, maar files verpesten lucht, bodem en water. Je kunt hier overigens uitstekend fietsen. We arriveren rond vijf uur in het hotel. Morgen moeten we voor één nacht verkassen naar een kamer beneden, kamer 201, met een terras op het oosten dat uitkomt op de binnentuin. De mooiste kant van het hotel is de westzijde. Kamer 214 [met balkon] is één van de meest geliefde van het hotel. We hebben geboft.
Het weer blijft wisselvallig. Vanmorgen veel wind, fris, enige bewolking. Vanmiddag nog steeds veel wind, maar veel warmer, en er hing een dicht wolkenplafond, en nu klaart het weer enigszins op, al is het beslist minder koel dan vanmorgen.
Vanavond gaan we eten bij het Solthus. We bellen: er is nog net één tafel vrij op het terras. We rusten nu even uit. Ik schrijf verder aan dit verslag.
Gegeten, nou ja, bij Solthus, een viersterren hotel op een prachtige plek. Een klein drama! Ik vat samen: onder een modern vernislaagje zit hier op Rügen nog veel oude DDR. En die mentaliteit verander je niet zomaar. Het terras is lang niet vol, als de meeste gasten rond acht uur arriveren. Net als wij. We moeten lang wachten op ons voorgerecht. Als we om half tien nog ons hoofdgerecht niet hebben, en mensen die na ons kwamen wel, en onze fles wijn vrijwel leeg is, staan we abrupt op en zeggen dat we weggaan.
De kelner verschuilt zich achter de keuken, maar toonde zelf geen enkel initiatief om in te grijpen toen ze zag dat wij zo lang moesten wachten.
We mogen in de keuken nog even ons beklag doen tegen de chef-kok, die zich verontschuldigt en smekend vraagt of we toch morgen, op haar kosten, terugkomen. Haar uitleg: iedereen kwam rond hetzelfde tijdstip. Bovendien is er iets volkomen fout gegaan in de planning voor onze tafel. Ze is een aardige vrouw. Bovendien staat ze met één hulpkok in de keuken. We strijken onze hand over ons hart en maken een nieuwe afspraak voor morgenavond, tussen zes en zeven. Ons voorgerecht, een Bärlauchsuppe, was heerlijk en smaakte naar meer. Terug in het hotel bietsen we nog een paar droge broodjes en wat stukjes ‘Kuchen’. Wat je noemt een anticlimax.
zaterdag 26 juli
Afscheid genomen van Dietmar en Krist[e]l. Weer geweldig ontbeten. We verkassen naar kamer 201.
Dagje naar het strand. We huren via het hotel een strandstoel/korf aan het eind van de strandweg. Ik waan me even Thomas Mann. Ik observeer de andere mensen op het strand vanachter mijn boek. Ik ga twee keer in zee, heerlijk verkoelend is dat. H komt wat later. Ze heeft geprobeerd geld te pinnen, maar de automaat is buiten gebruik [en zal dat het hele weekend blijven]. Niemand neemt het initiatief er iets aan te doen.
Het is nu half vijf. We willen vroeg eten bij Solthus, maar eerst gaan we douchen. Het zal ons benieuwen. We nemen allebei de Bärlauchsuppe. Daarna neem ik kabeljauw en H [snoek]baars. De gerechten zijn te complex om te beschrijven. Als toetje neem ik crème brulée en H de aardbei ‘sandwich’. We drinken dezelfde wijn als gisteren: een Trittenheimer Apotheke Auslese, 2010. We bedanken de chef-kok voor het smaakvolle eten.
Net als gisteravond regent het heel licht op de terugweg. In de verte rommelt het zachtjes. Het weer was veel beter dan de voorspellingen. Dat heb je vaker op een eiland.
zondag 27 juli
Na het ‘super’ ontbijt willen we linea recta naar huis. Bij Hamburg zijn wegwerkzaamheden, maar het is zondag en er is niet veel vrachtverkeer. Daardoor vallen de files mee. Alleen bij de E[e]ms-tunnel moeten we langere tijd stilstaan. Maar dat is al jaren zo. En toch is dit het voormalige West-Duitsland.