De bioscoop

2-04-2015

Film is de belangrijkste van alle kunsten, volgens de regisseur Sergei Eisenstein. Mijn liefde voor film dateert van de lagere school. Ik had een vriendje dat elke zondag twee keer naar de kerk moest. Hoewel zijn vader al meer dan twee jaar dood was, liep zijn moeder nog altijd in het zwart. Daarom verbaasde het mij dat op zijn verjaardag lachfilms werden gehuurd van Charlie Chaplin, de Dikke en de Dunne, soms een Tarzanfilm, of griezelige films met kaaimannen en slangen. Dat kon kennelijk wel.

 

Een oud filmtoestel stond op een stapel boeken op een keukentrapje en tussen de schuifdeuren hing een wit laken. Wij zaten in het donker op de grond. Het licht ging uit, de camera aan en een bundel licht, waarin stofdeeltjes zweefden, verlichtte het doek. Het gezoem van de camera en het draaien van de filmrol waren net zo belangrijk als de bewegende beelden die verschenen. De grote broer van mijn vriendje zorgde voor de projectie en verwisselde regelmatig de spoelen. Ook stelde hij met de hand de lens scherp. Wij leverden luidruchtig commentaar, wezen dingen aan met schaduwvingers, lachten of huiverden, maar hadden in elk geval weken stof tot praten.

 

De enige keer dat ik een film zag op een groot scherm, was in het gebouw van scheepswerf De Merwede, beter bekend als de Werf de Merwedestichting. Hier werd een film vertoond, waar je gratis naar toe mocht voor een volle spaarkaart met Blue Bandzegels. De film heette Sissy. Er speelde ene Romy Schneider in mee. Mijn moeder, broer en ik wilden er beslist naar toe. ‘Ik hou van romantiek!’, zei mijn moeder tegen ons. In de zaal waar anders gymnastiekuitvoeringen waren van OKK, stond nu op hetzelfde toneel een groot scherm. Wij zaten vlak bij de grote projector, op een rij haastig naast elkaar geschoven, houten klapstoelen. De gordijnen waren dicht, maar lieten nog wel wat middaglicht door.

 

Maar een echte bioscoop was er niet in ons dorp. Als je zaterdags naar de film wilde, dan moest je over de dijk naar Sliedrecht fietsen. Daar was het Thaliatheater, een jaren vijftig bioscoop met een zaal met aflopende stoelen. Geen balkon, want daarvoor was de zaal te laag. Je kon ook naar Gorinchem, maar dat lag toen nog buiten ons blikveld. Het Roxytheater daar had trouwens wel een balkon, maar Roxy vertoonde uitsluitend films met blote meisjes, die ‘het’ deden met oudere mannen. En dat mocht je pas zien als je 18 was.

 

Harlingen had wel een bioscoop. Je stak de brug over aan het Frankereind en daar, op de hoek van de Zuidoostersingel, stond een prachtige witte bioscoop. In de vitrinekasten hingen foto’s van hoofdrolspelers uit de films die werden vertoond. Mijn broer en ik keken daar vaak verlekkerd naar. Zo ook in de kerstvakantie van 1954. Die week draaide een film met Bing Crosby en Danny Kaye, White Christmas. Daar móesten we naar toe. Om Danny Kaye kon je lachen. En van Bing Crosby had mijn vader mooie grammofoonplaten.

 

Op zaterdag haalde oma twee guldens uit een potje, gaf ze aan mijn broer, en zei: ‘Gaan jullie maar lekker naar de film!’ Niets wees dat jaar op een witte kerst. Het was droog, het woei, maar er was geen sneeuw voorspeld. Vlagerige regen en zeewind, dat was het. Bert bestelde twee kaartjes voor het balkon. ‘Twee maal loge!’ , zei hij. We liepen de trap op en gingen vlakbij de balkonrand zitten, zodat we het publiek beneden nog net konden zien. De stoelen hadden rode bekleding en in de zaal waren de lichten gedempt. Het was er aangenaam warm. Schuin achter ons was het projectiekamertje, dat het balkon min of meer in tweeën deelde.

 

Nooit meer heb ik een simpele film zo ontroerend mooi gevonden. In de pauze werd snoep en ijs verkocht, dan doofden de lichten weer en ging het verhaal gewoon verder. En aan het eind, begon het zowaar te sneeuwen. Toen wij buiten kwamen, was het nog steeds hetzelfde weer en ik was teleurgesteld. Het was alleen schemerdonker geworden. Er was geen sneeuwvlok te bekennen. Ja, maar dat is film, zei mijn broer, en dit is echt.

 

Op mijn drie-en-veertigste heb ik nog één keer met mijn dochters op de bank naar een herhaling op de tv gekeken. Ik was zo enthousiast dat zij de film ook wel eens wilden zien. Achteraf zeiden ze dat ze het leukst hadden gevonden, hoe ik op de film reageerde. De film zelf was niet zo geweldig, vonden ze. Ik vond hem nog altijd prachtig.



© 2015 Sjoerd van Meteren
top