Christiaan Kuitwaard in Beetsterzwaag
‘Schilderen is naar deze wereld kijken en hem af kunnen beelden alsof het een andere is, bedacht ik me.’
Orhan Pamuk, Ik heet Karmozijn
Een mooi citaat en volkomen terecht het motto van de tentoonstelling met nieuw werk van Christiaan Kuitwaard in Galerie Steven Sterk in Beetsterzwaag. Zo moet ik bij zijn werk denken aan de titel van de bundel van Kopland: Voor het verdwijnt en daarna. Nadat het voorwerp is verdwenen, waar is het dan heen? Zoals inboorlingen achter het filmdoek gingen kijken, als er iemand uit beeld verdween bij de projectie door de paters. Is het echt weg? Is het een herinneringsbeeld geworden of is het opgenomen in een soort parallel universum, een schaduwwereld?
Daarnaast vraag ik me af, hoe hij de dagelijkse voorwerpen zo kan afbeelden dat het lijkt alsof ze van Mars zijn gekomen [of daar naar toe zijn gereisd]. Er zit een aantal stadia tussen het rechtstreekse beeld van het kijken en de uiteindelijke afbeelding. Die zijn nodig voor de gewenste distantie. Zelf zegt hij daarover, dat hij tussendoor – dus tussen kijken en schilderen – veel objecttekeningen maakt, grafisch werk bijna, met veel zwartwit tonen door arceringen. Wat mij treft is zijn techniek [Henk Helmantel, maar dan veel beter], verfijnd, nat in nat.
Eén schilderij vind ik héél mooi: Vermeer, maar dan zonder het meisje. Hetzelfde blauwige licht en dezelfde opstelling van meubels voor een raam. Ook is er een in bruinen gehouden schilderij van twee borden: één van tin en een ander van porcelein. Het laatste bevindt zich achter het eerste, maar lijkt er boven te zweven en werpt zelfs zijn schaduw naar voren over de rand van het tinnen bord. Alsof ze een innig verbond zijn aangegaan. Voor mij schildert Kuitwaard vanuit de schaduwen naar de zichtbare vorm. De vorm is te vinden in het uitgespaard gedeelte. Je kunt je voorstellen dat zo gauw je je omdraait, de voorwerpen verdwenen zijn. De illusie van hun driedimensionaliteit op het platte vlak is niet langer vol te houden geweest.
Nogmaals: voor het verdwijnt en daarna. Het is dan ook wonderlijk om te zien hoe hij er juist in zijn interieurs, meer nog dan in al zijn voorwerpen, in is geslaagd, de ruimte zichtbaar te maken.