Gent
Op de heenweg, vrijdag, komen we terecht in een enorme file bij Breda. De herfstvakantie is net voorbij (voor het noorden en midden) of begint (in het zuiden). Dat vergroot de normale vrijdagfile aanzienlijk. En wij zitten er middenin, ook al zijn we al om half twaalf vertrokken. ‘Sadder, but wiser’, ontsnappen we aan de drukte in Antwerpen door de westelijk ringweg te nemen. Die is langer, je moet tol betalen voor een tunnel, maar je mist de vakantiehordes, of liever de kuddes.
We komen pas om half vier aan in Novotel. We vragen om een kamer aan de kant van het Emile Braunplein, waar de St. Niklaas staat. (Als je het interieur van deze kerk ziet, verlang je naar nog een beeldenstorm). Wij zijn dol op het geluid/de klokslag van kathedralen en kerken. Ook kijken we graag uit over een plein, straat, rivier of zee.
Gent blijkt één grote bouwput. De gelaagdheid van de geschiedenis valt hier letterlijk waar te nemen. Op het Emile Braunplein worden opgravingen gedaan naar een vroeger Gent. De Gentenaren zijn gelaten onder de bouwwoede, daar moet je in Nederland eens om komen.
Die avond eten we in Het Pakhuis. Het eten is goed, de ambiance is heel bijzonder. Terug in het hotel kijken we nog even tv, met het raam open, want het is zacht voor de tijd van oktober.
Hier zijn wij goed in, leven in een hotelkamer. We kunnen met elkaar lezen en schrijven. De ontbijtzaal kennen we nog van de vorige keer (in 2006). Eerst naar de VVV, onder het Belfort. Hoe komen we ook weer in het citadelpark? Dan moeten we in de Veldstraat lijn 1 (Expo Flanders) nemen. Zodra we zijn uitgestapt, herken ik de omgeving en weet ik de weg weer. Eerst naar het Museum voor schone kunsten. Dat was de vorige keer dicht wegens renovatie. Houdtje is onder de indruk van het gebouw. Ik vind de meeste kunst matig (veel werk uit de B-categorie) en leef pas op bij de Latemse school en (de bijzondere expositie van) het grafische werk van Max Beckmann. De agitprop van Chinese kunstenaars (ook een bijzondere expositie) kan me gestolen worden.
Daarna lopen we naar de overkant, naar het SMAK. Hier kun je fantastisch lunchen. Wij nemen een broodje serranoham met sla. ‘Broodje’ blijkt een doormidden gesneden kleine baguette te zijn. ‘Sla’ is een representatieve keus uit alle slasoorten op het noordelijk halfrond. Daar betaal je bij ons het dubbele voor. Conclusie: eten in België is goedkoper dan bij ons, zeker als je let op de ‘copieuze’ hoeveelheid. Niks nouvelle cuisine.
Op de begane grond veel slaapverwekkende en nietszeggende conceptuele kunst. Deze kunstvorm baseert zich op intelligente ideeën, maar wat nou als je niet zo vreselijk intelligent bent en ook geen bijzondere ideeën hebt. Boven echter is een tentoonstelling die alles goedmaakt: Michel Francois, Plans d’évasion. Teveel begeleidende tekst, het manco van veel hedendaagse kunst, maar als je dat niet leest, blijft er genoeg te zien over dat beslist de moeite waard is.
Voldaan keren we terug naar het hotel en nemen een bad. We kunnen niet samen in de kuip, maar dat ligt aan mij. Beetje te royaal van uitvoering. Daarna gaan we eten in het oudste visrestaurant (al 85 jaar in handen van dezelfde familie, inmiddels de vierde generatie) van Gent: Georges, in de Donkeresteeg, vrijwel naast ons hotel. We beginnen met garnalenkroketjes en nemen als hoofdgerecht: bouillabaisse (H) en kabeljauw met saffraan (ik). Fles witte Graves erbij.
Zondag lopen we naar de Lammertstraat. Daar bevindt zich het gebouw van het wintercircus. Een min of meer vervallen pantheon (een echt ‘circus’) met portretfoto’s van Stephan van Fleteren.
Ik ben er nog stil van. Echt waar, groots. Nadien eten we een broodje in een vegetarische, biologisch-dynamische broodjeszaak. Bijzonder. Ik zal niet zeggen dat we uit de toon vallen, maar we baren wel enig opzien. Die avond willen we eten bij Max (familie van de poffertjes- en wafelkoning Victor Consael), maar die is bij wijze van hoge uitzondering dicht. We komen terecht bij de bistro Lam Gods. Daar eten we konijn met pruimen en frietjes. Met een Westmalle Tripel (H) en Orval (ik). Als dessert nemen we een tarte tatin, die hier ‘warme appeltaart’ heet. De gastvrouw is een paardenmeisje: ze heeft een licht kierende witte blouse en een paar stevige heupen/billen in een soort rijbroek van manchester (ribstof). Maar ze is reuze voorkomend. Een aanrader voor de volgende keer. En wat het mooist is, op nog geen honderd meter van ons hotel.
Vanmorgen hangen we een uur uit het raam, kijkend naar het tot leven komen van Gent. Het is zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar en de geluiden van de Sint Niklaas waaien binnen. Gisteravond regende het, nu is het bewolkt. We ontbijten uitvoerig, nadat we onze koffer hebben gepakt. Daarna werpen we nog een snelle blik op het Lam Gods in de St. Baafs. Het is mooi geweest.
Terug gaan we weer via de westelijke ring: het is om, het kost tol, maar je vermijdt de kuddes. Ik mis Houdtje nu al, want ik ga vanavond weer terug naar Heerenveen.