Non dimenticare Venezia
Het is zaterdagmiddag en wij zitten in een huis/appartement in een volkswijk van Venetië. Als je de deur openlaat, ’s avonds met een glas witte wijn voor het huis gaat zitten, boodschappen doet bij de winkeltjes in de omgeving en een klein beetje Italiaans spreekt, kun je een beetje in de huid van de Venetianen kruipen en wordt je wellicht ook een blik gegund door hun ogen. Verplaats je eens in een ander, ergens anders.
Dat interesseert mij: human interest heette dat vroeger. Het langzaam verdwijnen van Venetië interesseert mij minder. Wat mij boeit is dit: hoe leer je zo’n stad kennen, hoe kun je je oriënteren, hoe wordt de stad bevoorraad, wat denken de mensen die hier wonen (over het leven, over hun stad, over Italië, over toeristen), waar zijn ze bang voor, wat hopen ze, hoe doden zij de tijd?
Amsterdam is niet het Venetië van het noorden, net zomin als Sint Petersburg. Venetië ligt in een warmer klimaat, er zijn meer (en kleinere) pleinen, smallere straten, meer bruggen, meer grachtjes, het is een eilandenrijk, de taal is anders, de cultuur (in het algemeen) is anders, het licht is anders, er is meer water om het te weerspiegelen, de geuren zijn anders. Er zijn meer kerken, de bouwstijl is anders, er is meer grote kunst op een klein oppervlak, er is meer kitsch dan waar ook (het carnaval, die vreselijke maskers, die gondels, die regatta’s, dat glaswerk van Murano, die kantklossers van Burano). Maar tegelijkertijd is hier de verbeelding aan de macht (geweest), zie je hoe menselijke ideeën over leven en werken, rijk worden, macht krijgen, ergens in geloven (in God b.v) vorm hebben aangenomen.
En dat in een omgeving, die je alleen met veel fantasie en overtuigingskracht kunt inrichten: een lagune met een paar eilanden, met een omgekeerde S-vormige rivier (het Canal Grande) met een hoge oever (Riva alto = Rialto), die is ontstaan door overstroming. Een oeverwal zouden wij zeggen.
Dit is een stad die minstens zo tot de verbeelding spreekt als New York, Londen of Parijs. Je kunt Venetië bezoeken als toerist, als dagvlinder, je kunt haar zien als coulisse voor je vrijetijdsbesteding. Wij gebruiken onze omgeving steeds meer als coulisse, als vrijmarkt, als braderie, als danstent, als disco, als evenementenhal, als afleiding voor onze verveling en leegte. We verzamelen indrukken, we spelen emoties na, we shoppen als belevenis.
Maar er gaat niets boven een tochtje met de vaporetto (de waterbus) over het Canal Grande, om elf uur ’s avonds, als de dagtoeristen weg zijn, de Venetianen onder elkaar, samen met een paar buitenlanders die best willen integreren, als is het maar voor twee weken. Dat is het moment waarop de kaartjesknipper een gesprekje met je begint, ervan overtuigd dat je hem verstaat, dat je het vandaag ook heel warm vond en blij bent dat je nog even buiten kunt zitten voor je huis en de tover kunt ondergaan van deze weergaloze menselijke creatie.
Italo Calvino heeft een prachtboekje geschreven over de geografische verbeelding: Onzichtbare steden, de steden in ons hoofd. Hij gebruikt Marco Polo als spreekstalmeester in het circus van zijn verbeelding. De toeschouwer is de grote Kahn, die leeft van de beelden die Marco Polo hem voortovert. Die zetten zijn verbeelding in gang, scheppen voor hem een wereld, die even concreet als wonderbaarlijk is. Marco Polo varieert op één thema, het Venetië van zijn jeugd, zijn herinnering, zijn heimwee. Kenmerken die alle steden wel hebben, worden verabsoluteerd, worden specifiek voor die ene stad. Onzichtbare steden zijn de mentale kaarten die wij hebben van onze omgeving, steden incluis.
De werkelijkheid bestaat niet, het is een creatie van onze hersenen. Het terra incognita van onze tijd is de belevingswereld, het wereldbeeld van de eskimo, de monnik, de wereldreiziger, de geograaf. De hersenen, het heelal van de denkende mens, daar begint alles en eindigt alles.