Het Noordelijk Filmfestival 2006

14-12-2006

eden verkleind 

Film & gevoel

 

Het gaat goed met het Noordelijk Film Festival. Er gaat kennelijk niets boven het authentieke bioscoopgevoel. Het klinkt paradoxaal. Juist nu je zo eenvoudig een film kunt downloaden van internet en kunt bekijken op je thuisbioscoop met groot scherm, floreren filmhuizen en filmfestivals als nooit tevoren. Het zijn plaatsen waar je anderen ontmoet. Voorwaarde is wel een goed film- of theatercafé, waar je lekker en snel kunt eten voordat de film begint en waar je na afloop nog wat kunt drinken en na kunt praten. (Er zijn filmhuizen die meer verdienen aan hun café dan aan de bioscoopkaartjes.) Film is niet genoeg, mensen willen een gevoel.
Het is niet moeilijk iemand uit het Noorden duidelijk te maken wat het ‘festivalgevoel’ is. Je kunt het vergelijken met het ‘eilandgevoel’ Als je moe bent en leeg, de melancholie zit je dicht op de hielen, dan ga je naar een eiland, zeg: Terschelling. Na aankomst gebeurt er iets wonderbaarlijks: de massa lost op, voordat je er erg in hebt is iedereen verdwenen. Je komt elkaar zo nu en dan en op onverwachte plaatsen nog tegen. De reis over water schept afstand. Je bent even weg. Noem het ‘escapisme’. Als je na een paar dagen terugkeert naar het vasteland, is de boot weer overvol.
Tijdens het festival duik je een paar dagen onder in een andere wereld, die grenst aan de dagelijkse. Het doven van het zaallicht en de beweging van beelden op het filmdoek, schept de noodzakelijke afstand. Met een zaal vol onbekenden naar een film kijken is een bijzondere ervaring. In de loop van de dag, van de dagen, stroomt de foyer van de Harmonie geregeld leeg of vol, afhankelijk van de vertoning van de films. Het is als het ritme van aankomst en vertrek van de boot uit Harlingen. Je treft elkaar in foyer of filmzaal, drinkt iets, eet wat en wisselt ervaringen uit. Veel mensen komen voor de zoveelste keer, je herkent hen, zij herkennen jou. Dat schept een band, voor de duur van het festival. Films moet je zien en horen, maar je kunt er ook goed over praten.
De openingsfilm, op woensdagavond, was The Queen van Stephen Frears. Hij gaat over de aan hysterie grenzende emoties die de dood van Diana opriep bij het Engelse volk en de koele afstandelijkheid van koningin Elizabeth. De jonge, socialistische premier, Tony Blair, voelt veel beter aan wat er leeft onder de bevolking en ‘dwingt’ haar naar Londen terug te keren van haar vakantie in Balmoral, Schotland. Een uitstekende start. Helen Mirren speelt Elizabeth fenomenaal. Prins Philip valt op in de rol van hofnar.
Het festival kent een aantal constanten. Zo is er de publieksprijs voor de film die het hoogst wordt gewaardeerd. Deze prijs ging zondagavond naar After the Wedding van de Deense regisseuse Susanne Bier. Het is een goede film, die veel filmliefhebbers raakt. Het gaat te ver het een tear-jerker te noemen, maar ik vond hem iets over de top. Mijn favoriet was de nummer twee: Snowcake van de Canadese filmer Marc Evans. Een film met meer diepgang,  waarin de emoties meer subtiel zijn.
Daarnaast is er de Matad’or, de prijs voor de winnaar van de Interregio Competitie. Films uit ‘de regio’ worden beoordeeld door een vakjury. Oorspronkelijk hadden de films een link met de Friese cultuur en het plattelandskarakter van Friesland, de laatste jaren gaat het om films die de culturele verscheidenheid van Europa tonen. De film die zondagavond won, Harvest Time, van documentairemaakster Marina Razbezjkina, speelt zich af op het Russische platteland na WO 2. Ik heb hem helaas niet gezien, maar hij gaat ongetwijfeld op tournee in de filmhuizen.

 

Film &eten

 

Het NFF had dit jaar weer een programmaonderdeel rond een thema: Film, Feast & Food. De films belichtten het onderwerp vanuit zeer verschillend perspectief. De klassieker La Grande Bouffe en het subtiele Babette’s Feast contrasteerden fel met documentaires als We feed the world en Our daily bread.
De Duitse film Eden, die de publieksprijs won in Rotterdam, sloeg aan. Een corpulente meesterkok kookt de sterren van de hemel. Zijn ‘muze’, het dienstertje Eden, werkt op een terrasje waar hij vaak zit in zijn vrije tijd. Een hoofdrol is weggelegd voor een chocoladetaart die op haar smaakpapillen het effect heeft van een orgasme.
Als we die donderdagnacht om twee uur thuiskomen, eten we eerst nog een paar pannenkoeken, een vast ritueel tijdens het festival. Vrijdagmorgen staan we vroeg op voor de eerste film van de nieuwe dag. We zetten koffie, luisteren naar Miles Davis en zijn domweg gelukkig. Film is de belangrijkste van alle kunsten, zei de grote Russische filmer Eisenstein.

 

Film & geluid

 

En dan is daar plotseling Laila Pakalnina. Een mij onbekende Letse filmmaker, die een prominente rol heeft gekregen. Op vrijdagmiddag geeft ze in het filmhuis een workshop over ‘Objectively Subjective Sound’. Omdat ik belang stel in de rol die geluiden spelen bij de beleving van een landschap, geef ik me op. De ideeën voor haar films haalt ze uit het dagelijks leven. ‘Alles is materiaal voor poëzie.’ Haar films zijn heel atmosferisch. Sfeer die wordt opgeroepen door krachtige beelden en geluiden, die je lang bijblijven.
Ik vat haar lezing samen: geluid is maar één van de elementen van een film. Sommige geluiden zijn sterk verbonden met situaties uit je jeugd. Zo werd zij als kind tijdens de kerst wakker en hoorde haar oma zachtjes snurken. Ze kon haar oma nog net redden, toen het tot haar doordrong dat het geluid afkomstig was van de brandende kerstboom.
Over ‘subjective sound’ zei ze: we horen nooit alles. We selecteren, negeren bepaalde geluiden. Na het werken in de geluidsstudio, is ze zich veel meer bewust van de omgevingsgeluiden. Objectieve geluidsopnamen verschillen van wat we horen en van de manier waarop je geluiden in een film gebruikt om een bepaalde sfeer op te roepen. Ter verduidelijking draait ze haar korte film The Ferry. We staan aan de oever van een rivier, zien een dorp aan de overkant en een gierpont die heen en weer vaart. De film is een klein meesterwerk vol nuances van licht en donker. Het meest bijzonder zijn toch de geluiden. Pakalnina vertelt dat die achteraf zijn toegevoegd. Er is geen direct geluid. Toch klinken de geluiden heel natuurlijk en verdiepen ze de sfeer: het seizoen, de tijd van de dag en de schaal van het landschap. De avond daarvoor heb ik haar film Dreamland gezien. Een impressie van de levendige mikrokosmos van een vuilnisbelt. We horen muziek van een beroemde Japanse componist.
Ze legt uit dat bij veel films beeld en geluid gelijkwaardig zijn, maar dat je soms moet kiezen. Meestal – als er op locatie wordt gefilmd – gaat het beeld voor, omdat het geluid altijd later kan worden opgenomen. De filmbeelden monteert ze heel snel, meestal is ze binnen een week klaar. Voor de geluidsopnamen heeft ze meer tijd nodig. Dat kan maanden duren. Ze heeft inmiddels een grote verzameling geluidseffecten.
Ten slotte: stilte is een probleem bij filmopnamen. Het is nergens ooit stil. Hoe maak je de stilte ‘hoorbaar’? Dat kan door eerst harde geluiden te laten horen en die dan weg te draaien. Ook kun je stilte versterken door een munt te laten vallen, of door constant een heel zacht geluid te laten horen.
Zondagmorgen ga ik al om negen uur naar de film Into great silence. Een film over het kloosterleven van de Kartuizers. Een kleine drie uur lang geen muziek, alleen de liederen van de monniken. Geen interviews, geen commentaar. Het voorbijgaan van de tijd, de wisseling van de seizoenen en de steeds terugkerende rituelen van de dag, van het gebed. Een aaneenschakeling van stillevens, bij daglicht opgenomen op lichtgevoelige film, met het geluid van door de gangen schuifelende monniken, lachende stemmen in de verte, van monniken die in de versgevallen sneeuw langs een helling omlaag glijden op hun pij.
Een vast onderdeel van het festival zijn de verrassingsfilms: Ober van Alex van Warmerdam, een documentaire over Rutger Hauer en een muziekdocumentaire over singer-songwriter Leonard Cohen, in de stijl van The Last Waltz [The Band] van Martin Scorcese. Naast monologen van Cohen, respectvolle interviews met zangers, zijn er de optredens van Martha en Rufus Wainwright Kate & Anna McGarrigle, Nick Cave en Anthony, wiens stem lijkt op die van Jeff Buckley.

 

Volgend jaar is het 29ste festival, ik heb er nu al zin in. Tenzij het passe-partout wordt afgeschaft. Dan blijf ik weg.

 

Voor dit verslag heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het artikel ‘Popcorn is uit, arthouse is in’ van Colin van Heezik in NRC/HB van 19/09/2006 en van de Festivalkrant.



© 2015 Sjoerd van Meteren
top