Ateliergesprekken met Sjoerd de Vries
Introductie
Jaren geleden fietste ik vlakbij het station in Heerenveen een kleine man achterop in een zwierige lange jas en met een zwarte hoed op lang golvend haar. Geen alledaagse verschijning, dacht ik. Een artistiek type. Hoe komt die hier zo verzeild?
Hij liep de trap op naar het station.
Daarna kwam ik hem regelmatig tegen, meestal in de buurt van het station, vlakbij mijn woning. Ik kwam te weten dat hij Sjoerd de Vries heette, kunstenaar was, en een atelier had in één van de drie hoge flats waar ik op uitkijk. Hij reisde elke dag terug naar zijn woonplaats Leeuwarden.
Kort daarna was er een tentoonstelling van hem in het Singermuseum in Laren. Die tentoonstelling maakte een enorme indruk op mij.
Dat hij uit Friesland kwam, maakte voor mij geen enkel verschil; je moet toch ergens vandaan komen. Er zijn in Friesland – net zo goed als elders – zoveel mensen die zeggen dat ze kunstenaar zijn, of het willen zijn. Sjoerd was een echte – en een goede.
Hij schildert het landschap van zijn ziel, hij vertaalt zijn intense beleving van het landschap in beelden. Onder bijna elk werk staat ‘gemengde techniek’. Want gewone ezelschilderijen zijn het niet.
Ik heb een Friese vriend ooit horen vertellen over de stilte van een eenzame schaatser die, als het al bijna donker is, in het abstracte licht van de volle maan, over een sloot naar de verlichte ramen van zijn dorp rijdt. Van abstract naar figuratief, maar dan als beweging. Met geen enkel ander geluid dan dat van zijn schaatsen. Daar kun je een gedicht over schrijven, maar je kunt het ook schilderen. Ik herinner me dat ik als kind geboeid keek naar de golfjes in de Giessen, mijn Linde, en het gespetter van sterretjes. En ook, hoe ik tijdens het roeien getroffen werd door de speciale stilte en de bijzondere sfeer van inhammen en binnenhaventjes. Alleen het geluid van het wuivende riet, in bijna geen wind. Dit soort ervaringen ‘schildert’ Sjoerd de Vries.
Behalve op zijn landschappen, ‘verbeeldingen’ van voor hem essentiële plekken, zoals de Deelen, het Nannewijd, de bocht in een kanaal of wetering, ben ik ook dol op zijn naakten, met een stanleymes uitgesneden in karton, met een meesterlijke lijnvoering. En, niet te vergeten, zijn prachtige portretten, vooral zijn zelfportretten. Zelf zegt hij: ‘Eigenlijk doe ik alleen maar aan portretten. Mijn landschappen zijn net zo goed portretten.’
De ‘innerlijk noodzaak’ van zijn werk is duidelijk. Dit is geen hobby, niet iets wat je erbij doet. Uitdrukking geven aan alles wat er in je omgaat, woelt aan beelden, emoties, bijna-religieuze ervaringen. “Ich bin meine Welt”, zegt Wittgenstein (Tractatus 5.63). Wat die wereld nou precies is, hoe je daar vorm aan kunt geven en zo iets over jezelf te weten kunt komen, daar gaat het Sjoerd om.
.
Hoewel deze tekst begint met een biografisch hoofdstuk, zijn leven en werk van Sjoerd de Vries niet te ontwarren. Elke poging daartoe heb ik al snel opgegeven. Zijn leven verklaart zijn werk niet. Dat is een illusie. Uiteindelijk is alle kunst magie. Waar het mij om gaat, is zijn kunstenaarschap. Het is niet: ‘Kijk hem eens!’ Het is: ‘Kijk hier eens!’ Het gaat om het werk. Hoe dat – vaak tegen de verdrukking in – ontstaan is.
Deze tekst is ontstaan na een reeks van ateliergesprekken. Sommige gespreksonderwerpen keren steeds terug, maar worden vanuit verschillende hoeken belicht. Dit weerspiegelt ook de kristalstructuur, zo kenmerkend voor Sjoerds werk. Hetzelfde, maar telkens anders.
Er bestaat geen vast ‘ik’, en in een chronologie geloof ik al helemaal niet. We breken de werkelijkheid door het enige wat we ‘eigen’ kunnen noemen, ons onverwisselbare, unieke prisma.
Heerenveen, 27 april 2007