De leer van Mondriaan

18-10-2016

We praten op een morgen in januari 2006 over zijn ontwikkeling in de laatste tien tot vijftien jaar. Hij is het met me eens als ik vaststel, dat er in wezen niets is veranderd. Hij werkt nog steeds op dezelfde manier aan dezelfde onderwerpen: portretten, landschappen (‘Dat zijn net zo goed portretten.’), naakten en interieurs. ‘En om dezelfde redenen!’ voegt hij eraan toe.
Toch is dit niet de hele waarheid. Gevraagd naar het raster in zijn recente werk, antwoordt hij dat dit er altijd al wel was, maar dat hij het na zijn vijfenvijftigste kinderachtig vond om het nog langer weg te werken. ‘Ik was twee jaar lang op zoek naar een weg, die ik zou gaan volgen. Toen ik dat wist, kwam ik er ook rond voor uit hoe ik het deed. Dit was rond ’96.’
Hij zegt altijd een abstract kunstenaar te zijn geweest. ‘Ik werk in de leer van Mondriaan: Mondriaan was bezig met het probleem van de zwaartekracht. Hoe los je dat op? Hij vond niet dat het vierkant moest, maar dat ik mijn eigen zwaartekrachtpunten in het vlak moest zien te vinden.’
Zelf werkt hij met een kristalstructuur, een “diamant”, die is ontleend aan de natuur. Overal om je heen vormen zich kristallen, ze vallen weer uiteen, lichten op of doven. Hij heeft het over exploderen en imploderen. ‘Vaak vormt zich, terwijl ik aan het werk ben, binnen het kristal weer een nieuwe, andere kristalvorm.’
In zijn werk ontbreekt het lineaire perspectief, de illusie van werkelijkheid zoals in veel naturalistische kunst. In plaats daarvan werkt hij met een vrij eenvoudig raster. Vanuit de hoeken vertrekt een aantal diagonale lijnen die elkaar snijden. ‘Je kunt Mondriaan ook volgen zonder een vierkant te tekenen.’
Toen ik hem in het najaar van 2005 eens bezocht, werkte hij aan twee werken tegelijk, onder elkaar. Een groot vel Bristol, zijn favoriete ondergrond, stond rechtop en was doormidden gedeeld. Zo werkte hij gelijktijdig aan een landschap en een interieur. De compositorische vorm van het bovenste werk kwam terug in het onderste. ‘Ik heb dat vroeger ook gedaan, denk aan de spiegelingen in sommige werken.’
Een kunstenaar ontwikkelt zich, maar in een patroon dat lijkt op de kringen die een steen maakt in een vijver. Het is een uitbreiding van hetzelfde, het zijn dezelfde kernthema’s en dezelfde basistechnieken, die telkens worden toegepast, en waarop wordt gevarieerd om steeds dichter bij iets te komen. In de dichtkunst heet dat het “onzegbare”, in de schilderkunst zou je het “het ontoonbare” kunnen noemen.



© 2015 Sjoerd van Meteren
top