Portretten, zelfportretten, naakten, landschappen – thema’s

22-10-2016

De jonge Sjoerd de Vries wil een vakman zijn en heeft de pretentie van het portret iets nieuws te maken. Zijn eerste zelfportretten, uit de jaren vijftig, lijken op die van Jan Mankes, met wie hij een grote liefde voor de ‘blankschilders’ van de vroegrenaissance gemeen heeft. ‘Die kunst is abstract. De vorm is statisch en stil.’
Daarnaast tekent hij het prachtige dubbelportret van zijn ouders. Hij is zich sinds die tijd in zijn portretten, met name zijn zelfportretten, blijven moderniseren. Uit verzet tegen ‘de reclame, die de portretkunst, eigenlijk de hele kunst, heeft weggespoeld. De stem tot de portretten heeft alleen maar als inhoud: “zie de mens”, verder niet.’
Hij heeft een kunstenaarsblik én een sterk ontwikkeld gevoel voor het innerlijk van zijn onderwerp. Of hij nu honderd mensen schildert of één, er is geen wezenlijk verschil in benadering. Ook met zijn zelfportretten houdt hij ons een spiegel voor. Hij zegt niet: Kijk mij eens, maar: Zie, een mens!
Het is verleidelijk zijn zelfportretten te zien als weg naar zelfkennis. Maar hij ontkent met nadruk dat ze iets met hemzelf te maken hebben. Hij ziet ze als ‘puur Rembrandt’: ‘Dat Rembrandt zo’n groot aantal zelfportretten maakte, was omdat hij met zijn psyche geen kant uit kon, behalve dan door zichzelf te verbeelden. Zie het als een soort therapie. Het heeft niets met je “zelf” te maken. Dat vind ik onzin. Zelfportretten, daarmee kun je je moderniseren. Zoals die serie van zes harmonische vierkantjes van Mondriaan, dat noem ik al jarenlang zijn zelfportretten.’
En dat zwarte vierkant van Malevitsj, is dat ook een zelfportret? ‘Nee, dat is een voorbeeld voor de academie.’ Hij houdt wel van Malevitsj, maar dan van ‘zijn uit liefde geschilderde mens.’
Als ik tegenwerp dat sommige van zijn indrukwekkende zelfportretten toch beslist met hemzelf te maken hebben: ‘Eigenlijk had ik nooit een zelfportret als portret horen te maken. Daar dwong het leven mij toe. Het zelfportret vind ik het meest logische onderwerp in mijn leven.’ Waarom? Ík sta op het standpunt dat ik het makkelijkst gevoelens van een mens kan verbeelden, als ik mezelf tot voorbeeld neem.’ Het zelfportret als een toegang tot het portret in het algemeen. ‘Over je eigen uiterlijk heb je geen problemen. Wat ik moeilijk vond, was het portretteren van een ander naar mijn eigen opvattingen, om de gelijkenis gevonden te krijgen. Daar heb ik lang mee geworsteld.’ Natuurlijk zit die gelijkenis hem niet alleen in het uiterlijk. ‘Dat wist ik al. Ik was al op het portret afgestudeerd voordat ik van school kwam, zal ik maar zeggen.’
Met andere kwesties heeft hij meer moeite. Die ontstaan vooral door de tijd waarin hij leeft. ‘Vanaf 1954 volgden ze allemaal Cobra. Niet dat ik dat niet wilde, maar ik verkeerde in de overtuiging dat ik een stap verder moest gaan.’ Zijn vijanden willen hem tot ouderwets, figuratief kunstschilder verklaren. ‘Ik was een eeuw te laat.’ Ze wilden niet inzien dat hij hen gepasseerd was.
‘Ik heb echt problemen met het leven gehad en dan niet alleen door mijn persoonlijke structuur. De kunst van de afgelopen dertig jaar die boven is komen drijven, waar uitstekende dingen in voorkomen, vind ik het aangepaste jasje van de tijdgeest die er heerste en die roept mijn wrevel op. Als kunstenaar bots ik zelfs nu nog heftig met mijn omgeving.
Ik werk soms hele perioden niet, omdat ik er later weer met barstend geweld – opgeladen – tegenaan moet kunnen. Stel je voor hoe ik telkens met beelden naar buiten kwam, overtuigd dat het iets nieuws, iets progressiefs was. En dan niet alleen binnen mijn eigen werk, maar ook binnen de heersende kunstopvattingen. Ik geef het je te doen.’



© 2015 Sjoerd van Meteren
top